Praktijkverhalen
Waardevol bezit waardeloos
Waardevol bezit waardeloos
De cliënte die zich in alle vroegte bij mij op kantoor meldde, was zichtbaar, duidelijk aangedaan. Ze had al koffie ontvangen in de wachtruimte, omdat ook mijn secretaresse dit niet was ontgaan.
Ik liet haar binnen en vroeg haar wát haar naar mijn kantoor leidde, aangezien zij bij het maken van de afspraak verder geen informatie had gegeven. Ze brandde meteen los. “Mijn hondje is verongelukt”, zei ze, waarbij ze me de foto toonde van een middelgroot vrolijk hondje. Ik bekeek het beestje en deed een poging er iets van een bekend ras in te ontdekken. Het was een mooi beestje met een vrolijke kop, grote penning om zijn nekje, maar enig ras kon ik er niet uit opmaken. Voordat ik ernaar kon vragen zei mijn cliënte: “Het is een vuilinisbakkenras, gewoon een foutje van de natuur, maar een vreselijk lief beestje. We hebben hem 5 jaar geleden als puppy uit het asiel gehaald. Het nest was naast de weg gevonden.”
“Wat is er precies met hem gebeurd”, vraag ik. “Nou, we waren op weg naar huis van een lekkere boswandeling, Droppy achterin in zijn bench, toen er een tegenligger met hoge snelheid zwalkend op ons af kwam. Ik zei tegen Henk, die ook nog al van doorrijden houdt – hij kent de weg hier op zijn duimpje – “Let op, die grote jeep rijdt als een maniak.” Mijn Henk, die niet graag heeft dat ik me met zijn rijkunst bemoei, had hem ook al zien aankomen en ging flink afremmen. Op het laatste moment reed die gek op ons af en de enige uitwijkmogelijkheid was de sloot. Henk en ik konden net op het laatste nippertje uit de auto komen, maar Droppy was niet meer te redden.”
Ik vraag om extra koffie en zet zo onopvallend mogelijk een doos tissues in de buurt van mijn cliënte, omdat ik zie dat ze het er heel moeilijk mee heeft. Een kop koffie en enkele tissues verder vraag ik of ze verder kan gaan met haar verhaal. “Toen u en uw man veilig aan de kant waren, was de tegenligger toen nog in de buurt?” “Nee”, zegt ze ferm, “die was zonder snelheid te verminderen, in dezelfde vaart doorgereden. Onbegrijpelijk toch dat er zulk soort mensen rondlopen.”
“Tja”, zeg ik, “mijn vader zei vroeger al: onze lieve heer heeft vreemde kostgangers. Het is vervelend om te moeten bekennen dat ik geregeld verhalen hoor van mensen die te maken hebben met figuren die normale regels aan hun laars lappen.” Op de vraag of er nog getuigen waren van het ongeluk, breekt er een voorzichtige glimlach los. “O ja,” zegt ze, “die waren er ook meteen bij om ons te helpen. Een jongeman is nog de sloot ingesprongen om te proberen Droppy te redden. Eentje was zo slim om de politie te bellen dus die heeft alle verklaringen opgenomen. De politie en onze getuigen waren echt heel zorgzaam. Maar ja, de auto was totall loss en Droppy hebben we kunnen begraven. Van de dader geen enkel spoor. We hebben geen auto meer, geen hond meer, en geen geld om een nieuwe auto te kopen. We hadden net vorig jaar de all-risk-verzekering opgezegd.”
Ik leg haar uit dat voor dit soort gevallen het Waarborgfonds Motorverkeer in het leven is geroepen. Het is een soort van geldbuidel, gevuld door de gezamenlijke verzekeraars, die beheerd wordt door een stichting, en die kan worden aangesproken als ‘de dader op het kerkhof ligt’. Je moet wel aan een paar spelregels voldoen als je een beroep doet op het Waarborgfonds, maar als duidelijk is dat de schade is veroorzaakt met een motorvoertuig kan de schaderegeling in gang worden gezet. In het geval van mijn cliënte waren er gelukkig getuigen, die de snelheid van de tegenligger en het zwalken over de weg konden bevestigen. En de politie is ter plaatste gekomen en heeft direct de getuigen en betrokkenen kunnen horen en verder onderzoek op het wegdek kunnen doen.
Namens mijn cliënte heb ik een verzoek om schadevergoeding ingediend bij het Waarborgfonds Motorverkeer. De materiële schade aan de auto werd meteen vergoed. De rest van de schade was een probleem. Een hond wordt in het verzekeringsrecht gezien als een ‘zaak’. En de waarde van een ‘zaak’ is niets meer dan de waarde bij aanschaf, te verminderen met een jaarlijkse afschrijving. Naarmate je een hond langer hebt neemt de emotionele waarde aanzienlijk toe, maar neemt de zakelijke waarde alleen maar af. Ik probeerde aan mijn treurende cliente uit te leggen dat haar grote verlies eigenlijk niet in geld was om te zetten en dat elk bedrag dat het Waarborgfonds haar voor Droppy zou uitkeren eigenlijk veel te weinig was.
Een paar maanden later was er bericht van het Waarborgfonds. Mijn cliente kreeg op basis van zaakswaarde een vergoeding. Toen ze het bedrag zag glimlachte ze. Ze vertelde dat ze vorige week bij het asiel een leuk hondje had gezien. Het leek als twee druppels op Droppy, alleen in een jongere uitgave. Het bedrag dat ze kreeg was op enkele euro’s na precies wat ze aan het asiel had betaald. Ik knikte haar bemoedigend toe. Het zou niet lang gaan duren en dan zou ook deze ‘zaak’ weer een hoge emotionele waarde hebben.
Verhalen uit de praktijk, naar aanleiding van wat ik zelf meemaak, en wat er bij collega-advocaten in hun praktijk gebeurt. Ik beschrijf hoe je in een zaak verwikkeld kunt raken, verstrikt in de talloze wetten en regels en hoe ik daar als advocaat in sta.
Vaak wordt mijn hulp ingeroepen in strafzaken waarbij de onschuld van mijn cliënt niet zo eenvoudig te bewijzen valt. Soms is er sprake van een op het oog niet strafbare handeling waarbij een rechter toch tot een veroordeling overgaat. Zo ook in deze zaak.
Een grote man zit in het kleine politiekamertje. Zichtbaar aangedaan dat hij in het bijzijn van zijn familie op zijn eigen erf werd opgehaald met enig machtsvertoon. Hij werd beschuldigd voor het in bezit hebben van verboden middelen vallende onder de Opiumwet. Voordat de betekenis hiervan goed tot hem was doorgedrongen zat hij al in het politiebusje op weg naar het bureau, waar ik hem tref.
Ik stel me aan hem voor en vertel hem dat ik in deze zaak ben opgeroepen om zijn belangen te behartigen. Ik zie hem bijna denken wat een vrouw als ik voor hem kan betekenen. Een man, waar je aan kunt zien dat hij zwaar fysiek werk verricht in weer en wind, grote handen, verweerd gezicht en een schouderpartij waar menig sportman jaloers op zou zijn.
Hij oogt een beetje nors: eenmaal van de eerste schrik bekomen wil hij nu het liefst handelen. Hij wil wel eens weten waar hij van beschuldigd wordt. “Weet je,” zegt hij: “ik ben maar een eenvoudige man. Heb altijd mijn eigen geld verdiend met deze handen.” Hij steekt zijn handen vooruit waar die van mij gemakkelijk twee keer inpassen. Zichtbaar handen waar jarenlang hard mee is gewerkt. “Ik heb in mijn leven heus wel eens foute dingen gedaan, maar nooit iets dat het daglicht niet kan verdragen. Het bekende kattenkwaad waar kleine jongens groot door worden. En nu word ik opgehaald als een crimineel omdat ik de Opiumwet overtreden zou hebben. Als het niet zo erg was, zou je er bijna om moeten lachen. Ik een crimineel. Een drugsjongen.” Ik vraag hem of hij inmiddels weet waarom hij precies is opgepakt. Dat hadden die blauwe jongens hem wel verteld. De schuur die hij sinds enige tijd verhuurde, bleek door de huurder te zijn omgebouwd als hennepkwekerij. “Het is maar goed dat mijn vader niet meer leeft, die ouwe zou er in gebleven zijn. Dat zijn familie zou worden gezien als drugsmaffia, nou dat was echt de dolksteek geweest.” Ik probeer de man iets te sussen, want ik merk dat de boosheid toeneemt en dat gaat hem zeker niet helpen. Als ik hem daar voorzichtig op wijs, moet hij even glimlachen: “Ja, dat zegt mijn vrouw ook altijd. Jan blijf nou toch eens rustig. Straks gebeuren er nog ongelukken. Nou, dat laatste is nog nooit gebeurd hoor. Ik heb al 28 jaar geen geweld meer gebruikt. En de laatste keer was omdat een dronkelap mijn lieve vrouw lastig viel. Nou, die heeft ene flinke tik op zijn neus gehad. Nooit spijt van gehad. Echt, en dat kan mijn vrouw beamen, ik maak wel veel kabaal maar ik zal nooit iemand met een vinger aanraken.” Ik zeg dat ik hem graag geloof en beken dat ik ook blij ben dat te horen, want “ja, je bent natuurlijk wel een forse kerel.” Hij lacht en ik voel dat het ijs gebroken is.
We bespreken zijn zaak. Het blijkt dat hij enkele maanden geleden zijn schuur, die al geruime tijd niet in gebruik is, te huur had gezet. Hij had nog overwogen er caravans in de winter te laten stallen, maar dat vond hij te veel gedoe. Hij plaatste een advertentie in het plaatselijke blaadje en nog dezelfde week meldde zich een huurder. Een schijnbaar keurige man wilde de schuur graag huren en betaalde meteen voor het eerste halfjaar vooruit. Zijn vrouw vroeg nog of het wel een goed mens was, maar hij had gezegd: “Jannie, die man betaalt netjes en verder heb ik niet gevraagd wat zijn vader en moeder doen. Hij schijnt aan oude auto’s te sleutelen en verder was het een stille man. Ik vind het best. Nou dat verhaal van die auto’s schijnt niet te kloppen. Hij heeft van de schuur, die al jarenlang deel uitmaakt van ons familiebedrijf een hennepkwekerij gemaakt. Dat geloof je toch niet.” Ik vertel hem dat dit helaas vaker het geval is. Ik vraag of hij nog iets verdachts heeft gezien en of hij de huurder verder nog gesproken heeft. Dat heeft hij niet, de huurder had wel een nieuw slot op de schuur gemaakt. “Nou daar heb ik niks achter gezocht. Ik kon me voorstellen dat hij dat veiliger vond voor zijn auto’s. Het slot dat er ophing was al oud. De schuur bevindt zich aan het einde van het erf. Ik kom daar verder nooit in de buurt en ik heb echt niet de tijd om in de gaten te houden wat die man daar allemaal uitspookt. De huur was betaald en daarmee was het voor mij geregeld.” Ik vraag hem of hij ook niks verdachts had geroken, omdat de politie getipt was door vrijkomende geurtjes die onmiskenbaar de hennep verraden. “Nou,” zegt mijn cliënt, “ik zou niet eens weten hoe dat ruikt. En mijn reukvermogen is niet zo best. Ik breng uren door in koeienstallen en die mest ruik ik ook niet.” Ik leg hem uit dat de zaak wel ingewikkeld is, aangezien volgens de Opiumwet ‘het aanwezig hebben’ van verboden middelen strafbaar is én ‘het aanwezig hebben’ ruim moet worden opgevat. De middelen hoeven geen eigendom te zijn. Voldoende is dat ze zich in, zoals dat heet : de machtssfeer bevinden. En dat deden ze. Simpel het feit dat de hennep op zijn erf, in zijn schuur, aanwezig was, is voldoende voor ‘het bevinden in de machtsfeer’. Alleen als het een schuur geweest zou zijn op een separaat terrein, en de huurder het hele terrein én de schuur zou hebben gehuurd, was het wellicht anders geweest. Hetzelfde geldt in een huis. Als alleen de zolder wordt verhuurd is ook de hoofdbewoner strafbaar, als het om het complete huis gaat, gaat de eigenaar vrijuit.
Gelukkig weet ik mijn cliënt met de schrik ‘vrij’ te krijgen. Hij heeft weliswaar geen vrijspraak gekregen, maar wel een ‘schuldigverklaring zonder oplegging van straf of maatregel’.
De schade in zijn schuur die bij de inval is veroorzaakt blijven hiermee voorlopig wel voor zijn rekening. Hoewel niet helemaal naar mijn tevredenheid, want ik had voor deze man graag vrijspraak behaald, is mijn cliënt blij dat hij van het gedoe af is.
Enkele maanden later fiets ik langs zijn erf. Hij zwaait en nodigt ons op de koffie uit. Hij laat me de gewraakte schuur zien. Deze is inmiddels opgeknapt en dient voortaan als stalling voor caravans en … oldtimers.
Praktijkverhalen
Vragen of een afspraak maken?
Wilt u voor uw zaak of probleem een afspraak maken? Dan kunt u contact opnemen met ons kantoor. Hebt u vragen? Dan kunt u eveneens bellen of mailen of naar het inloopspreekuur komen.
Tel: 0348 413 513